Vrije tribune - Tribune Libre

Transcription

1 Noodzaak tot oprichting van een nationale afdeling van het nieuwe Europese Octrooigerecht ( Unified Patent Court ) Samengevat In februari 2013 ondertekenen 25 EU-lidstaten een Verdrag tot oprichting van een nieuw Europees geschillenbeslechtingssysteem voor Europese/Unitaire octrooien onder de naam Unified Patent Court. Dit nieuwe octrooigerecht zal zich voor de 25 lidstaten uitspreken over geschillen inzake inbreuken en/ of geldigheid van Europese en Unitaire octrooien. De Europese Commissie wil dit Europees Octrooigerecht laten starten begin Om de hierna volgende redenen is het uiterst belangrijk zowel voor de uitstraling van België als voor haar ondernemingen, zowel KMO s, spin-off bedrijven, universiteiten en haar kenniscentra, etc. dat ons land vanaf de inwerkingtreding van het systeem beschikt over een nationale afdeling van dit Europese Octrooigerecht: toegang blijven garanderen tot een kwalitatieve octrooirechtbank in eigen land; Europese octrooigeschillen goedkoper maken, minstens betaalbaar houden; procesvoering in de eigen taal (in het bijzonder voor KMO s) blijven garanderen; onderzoek en ontwikkeling door nationale en internationale ondernemingen in België nog aantrekkelijker maken; het behouden en ontwikkelen van de expertise aanwezig bij Belgische raadgevers op het vlak van octrooien (octrooigemachtigden, advocaten, etc.); nieuwe innovatieve spelers aantrekken en vermijden dat innovatie uit België verdwijnt; Belgische rechters deel laten uitmaken van de poule van rechters van de Unified Patent Court; één centrale rechtbank binnen België mogelijk maken voor alle nationale en Europese octrooigeschillen; in het algemeen de internationale uitstraling van België te bevorderen door een stabiel en kwalitatief hoogstaand rechtssysteem aan te bieden dat een optimaal klimaat creëert voor investeringen in R&D en innovatie; rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling in België aanmoedigen. Waarom een Europees Octrooigerecht? In februari 2013 ondertekenen 25 EU-lidstaten in Ierland een verdrag tot oprichting van een Unified Patent Court, ofwel een Europees Octrooigerecht. Samen met de oprichting van dit Octrooigerecht komt er op Europees niveau een Unitair Octrooi, nl. een octrooititel die bij toekenning onmiddellijk geldig is voor alle 25 deelnemende EU-lidstaten (Spanje en Italië uitgezonderd), zonder bijkomende vertaalformaliteiten of taksen per land. De Raad van de Europese Unie en het Europees parlement hebben de twee hiervoor noodzakelijke verordeningen op 12 december 2012 goedgekeurd. Het Unitair octrooi en het Europees Octrooigerecht bieden een antwoord op de verzuchtingen van ondernemingen, in het bijzonder die van KMO s en spin-off bedrijven, universiteiten en hun onderzoekcentra, om het octrooisysteem in Europa goedkoper en éénvoudiger te maken. Vandaag is het beschermen van een product of werkwijze via een octrooi in alle Europese lidstaten immers zeer duur en omslachtig. Octrooibescherming in alle EU lidstaten kost een aanvrager al gauw EUR aan vertalingskosten alleen. 1 Ter vergelijking: een Amerikaans octrooi dat geldig is in alle VS-staten kost slechts EUR. De reden voor dergelijke hoge kostprijs is dat er op Europees niveau wel een gemeenschappelijke verleningsprocedure voor octrooien (bij het Europees Octrooibureau te München) bestaat, maar de aanvrager geen Europese titel verkrijgt. Dit betekent dat om een geldige bescherming te hebben, de aanvrager, na goedkeuring van de octrooiaanvraag, zijn octrooi per EU-land moet laten vertalen in de officiële talen van dat land en voor elk land jaartaksen moet betalen. Naast de verleningsprocedure maakt ook de juridische afdwinging octrooien complex en duur. Wanneer er inbreuk wordt gemaakt op een octrooi (namaak) moet de houder van het octrooi vandaag een gerechtelijke procedure starten in elke EU-lidstaat afzonderlijk. Niet alleen veroorzaakt dit opnieuw hoge gerechtskosten, maar tegelijk loopt de onderneming het risico dat er tegenstrijdige uitspraken worden geveld in de verschillende lidstaten. In het verleden was dit bijvoorbeeld het geval in procedures rond de Epilady scheerapparaten en Senseo koffiepads. Omgekeerd is het tevens zo dat, eenmaal de periode is verstreken om centraal oppositie aan te tekenen bij het Europees Octrooi Bureau, ondernemingen die geconfronteerd worden met volgens hen onterecht verleende Europese octrooien de geldigheid ervan moeten aanvechten in elke relevante Lidstaat afzonderlijk. Ook deze procedurele situatie staat in contrast met bijvoorbeeld de regeling in de VS, waar men octrooien via één centrale procedure en op uniforme wijze kan afdwingen in alle staten, dan wel centraal kan aanvechten, met effect in de ganse VS. Het Europees Octrooigerecht wenst een oplossing te Dankzij het London Protocol is de volledige vertaling van een Europees octrooi niet meer vereist in elk land van de Unie. Deze regeling is echter nog steeds niet van kracht in sommige landen zoals Spanje, Italië en zelfs België, hetgeen uiteraard een bijkomende kost veroorzaakt. Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 7

2 bieden voor deze omslachtige afdwinging en procedureregeling. De bedoeling van het Europees Octrooigerecht is om één Europese rechtbank op te richten die bevoegd is om uitspraak te doen over de inbreuken op en de geldigheid van de voor de Europese lidstaten verleende octrooien. Het Octrooigerecht zal zowel bevoegd zijn voor de bestaande Europese octrooien (waarvoor er slechts een ééngemaakte verleningsprocedure bestaat) en de toekomstige Unitaire octrooien (die een werkelijke Europese titel zullen vormen). Hoe zal het Octrooigerecht werken? Het Europees Octrooigerecht zal bestaan uit een gerecht van eerste aanleg en een hof van beroep. Het gerecht van eerste aanleg zal bestaan uit één centrale afdeling met hoofdzetel in Parijs en bijhuizen in München en Londen en verschillende lokale of regionale afdelingen in de lidstaten. De centrale, lokale en regionale afdelingen zullen op hetzelfde niveau staan en allen bevoegd zijn in eerste aanleg. De octrooihouder heeft bijna altijd de keuze tussen één van de lokale afdelingen om zijn procedure te starten omdat elke afdeling op wiens grondgebied een inbreuk plaats vindt of dreigt, bevoegd is (voor de volledige Unie ). Het is de bedoeling van het verdrag dat elke lidstaat nationaal een lokale afdeling opricht. Lidstaten kunnen ook kiezen om de krachten te bundelen en met verschillende lidstaten een regionale afdeling op te richten. In de lokale afdelingen zullen nationale rechters zetelen samen met rechters uit een Europese poule van rechters. Een lokale afdeling met minder dan 50 zaken per jaar (gemeten in de laatste 3 jaar) zal bestaan uit 1 nationale rechter en 2 poulerechters. Bij meer dan 50 zaken per jaar zullen er 2 nationale rechters zetelen. Voorts kan op verzoek van partijen of initiatief van de rechtbank nog een technische rechter-deskundige (die eveneens aangeduid wordt vanuit een Europese poule) toegevoegd worden. Deelname van België aan het Octrooigerecht Na ondertekening van het verdrag door de 25 EU-lidstaten in februari 2013 zal de ratificatieprocedure starten. Het verdrag treedt in werking vanaf 13 ratificaties. Bij ratificatie dient elke lidstaat te vermelden of zij een lokale afdeling wenst op te richten. Het doel van huidige nota is om aan te tonen dat het zeer belangrijk is voor ons land om te behoren tot de groep van 13 lidstaten die met het systeem starten en bij inwerkingtreding onmiddellijk een operationele afdeling hebben. Om hiervoor klaar te zijn, dienen de voorbereidingen op nationaal niveau dringend te starten. De redenen waarom België vanaf het begin dient te beschikken over een lokale afdeling zijn de volgende: 1. Toegang tot octrooirechtbank voor Belgische ondernemingen en onderzoeksinstellingen in eigen land De laatste jaren zijn in België door de verschillende regeringen veel inspanningen verricht om innovatie en het registreren van octrooien voor nieuwe ontwikkelingen te stimuleren. Eén van de belangrijkste maatregelen was het fiscaal gunstregime voor octrooi-inkomsten (de octrooiaftrek ) waardoor 80% van de inkomsten uit octrooien vrijgesteld zijn van vennootschapsbelasting. Meer dan de helft van de ondernemingen die gebruik maken van de octrooiaftrek zijn KMO s. De fiscale gunstmaatregelen hebben ervoor gezorgd dat het aantal nationale en Europese octrooien door Belgische aanvragers sinds 2007 (ondanks de crisis) gestegen is. België staat op dit ogenblik op een 15e plaats van de landen ter wereld van waaruit Europese octrooien worden ingediend. Het aantal Europese octrooiaanvragen van Belgische aanvragers bedroeg in en steeg hiermee met 4,9% in vergelijking met het jaar voordien. Het is voor deze Belgische ondernemingen (en in het bijzonder de KMO s) belangrijk dat ze niet alleen octrooirechten verwerven, doch ook de kans krijgen om in eigen land toegang te hebben tot een kwalitatieve rechtbank waar zij zich in eigen land kunnen verdedigen tegen aanspraken van (vaak internationale) octrooihouders, of snel kunnen reageren tegen ingrijpende maatregelen die hun producten en werkwijzen laten beschrijven ten behoeve van die octrooihouders en hun bewijsvoering. Indien er in België alleen maar octrooien worden aangevraagd maar nooit verdedigd of afgedwongen, zullen onze ondernemingen op de duur zeker in de kenniseconomie van vandaag hun technologie alleen maar exporteren om ze dan maar elders te laten beoordelen of te verdedigen. Tenslotte is het voor bedrijven die in België gevestigd zijn, en in het bijzonder KMO s, vaak niet onbelangrijk om hun zaak te laten beoordelen door een rechtbank die voeling heeft met de lokale markt. Dit zal trouwens evenzeer zo zijn voor de onderzoekscentra verbonden met Belgische universiteiten. 2. Octrooigeschillen voor ondernemingen op een betaalbaar peil houden Indien België niet over een eigen lokale afdeling van het Octrooigerecht beschikt, zal een octrooihouder die een inbreukprocedure wil starten of een onderneming die zich voor inbreuk moet verantwoorden, verplicht worden om zich systematisch te wenden tot een buitenlandse rechtbank. Naast de verplaatsingskosten, vertalingskosten en praktische obstakels, zullen ook de kosten van buitenlandse raadgevers (octrooigemachtigden) en advocaten hoger uitvallen. Buurlanden zoals Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben immers een lange traditie van octrooirechtspraak, maar hanteren ook hogere barema s voor 8 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

3 raadgevers en advocaten. Bovendien zal er dikwijls nood zijn aan een dubbele vertegenwoordiging door Belgische en buitenlandse raadslieden, hetgeen ook de kosten zal verhogen. 3. Toegang tot de rechtbank in eigen taal De taalregeling voor het gerecht van eerste aanleg gaat uit van het principe dat voor een lokale en een regionale afdeling in de regel de officiële EU-talen van de lidstaat waarin de lokale of regionale afdeling is gevestigd, worden gebruikt. De talen voor de centrale afdeling van het gerecht van eerste aanleg zullen beperkt zijn tot het Engels, Frans en Duits. Indien België niet over een lokale afdeling zou beschikken, zullen Belgische partijen systematisch ofwel moeten verschijnen voor lokale afdelingen van andere EU-lidstaten (met anderstalige rechters), ofwel voor de centrale afdeling (die enkel Engels, Frans en Duits hanteert). Dit zal overigens voor Nederlandstalige ondernemingen mogelijks betekenen - tenzij de procedure eventueel voor een Nederlandse lokale afdeling kan worden gevoerd - dat zij hun rechten nooit zullen kunnen laten gelden voor het Octrooigerecht in de taal die de onderneming beheerst. Eisers zullen hiervan uiteraard handig gebruik maken en zoveel als mogelijk kiezen om Belgische verweerders voor een anderstalige lokale afdeling te brengen. 4. Aantrekkingskracht van België voor internationale innovatieve ondernemingen behouden Via de verschillende maatregelen om onderzoek en ontwikkeling (R&D) te stimuleren heeft België de laatste jaren verschillende gerenommeerde internationale ondernemingen kunnen overtuigen om hun onderzoekscentrum in België te vestigen of minstens te behouden. Ondanks de crisis blijven deze internationale ondernemingen de aantrekkelijkheid van België voor R&D inzien. Dit heeft veel te maken met het hoog niveau van de opleidingen in België, de fiscale gunstmaatregelen, de centrale ligging van ons land en het neutraal en meertalig karakter van België. Uit cijfers van Essenscia (een multi-sectoriële organisatie die de chemiesector en de life sciences sector vertegenwoordigt) blijkt dat de chemische en life sciences sector sinds vele jaren 50 % van de O&O uitgaven in de Belgische privé-sector voor haar rekening neemt. In 2011, bijvoorbeeld, werd meer dan 2,72 miljard EUR geïnvesteerd in O&O in deze sector. Dit is meer dan de helft van de totale industriële R&D-uitgaven in België. In de chemische en life sciences sector alleen werken medewerkers in een onderzoeksafdeling. Gelet op de verankering van het onderzoek en de daarmee gepaard gaande octrooiering van nieuwe ontwikkelingen vanuit ons land, dient aan deze internationale ondernemingen de mogelijkheid geboden te worden om ook vanuit België Europese octrooiprocedures te voeren. Een octrooiprocedure vergt immers vaak technische bijstand vanuit de R&D afdeling. Voor deze internationale ondernemingen zal de kwaliteit van de rechtspraak van de lokale afdeling van het Octrooigerecht doorslaggevend zijn om te beslissen voor welke afdeling zij hun octrooizaken brengen. Maar indien er in België vanaf het begin geen lokale afdeling van het Octrooigerecht aanwezig is, zullen deze internationale ondernemingen genoodzaakt worden om systematisch in andere landen (of voor de centrale afdeling) procedures te voeren. Eens internationale ondernemingen in andere landen hun octrooien gaan afdwingen zal het zeer moeilijk en wellicht onmogelijk zijn om deze ondernemingen ooit te overtuigen van het feit dat België op dit punt het nodige stabiele draagvlak kan bieden voor investeringen in R&D en innovatie (zelfs indien een Belgische lokale afdeling later alsnog zou opgericht worden). Minstens bestaat het risico dat een te late instap in het systeem ervoor zal zorgen dat economische spelers minder vertrouwen zullen hebben in een uiteindelijke Belgische afdeling dan in de buitenlandse rechtbanken die ondertussen reeds een zekere expertise zullen hebben ontwikkeld, met minder procedures in België als gevolg. Dit leidt tot een vicieuze cirkel waarbij de rechters onvoldoende ervaring krijgen met het Unitair octrooirecht, en dus onvoldoende de kans krijgen het vertrouwen in de Belgische afdeling op te krikken, met als resultaat een onvoldoende stabiel klimaat. Ondertussen zal men tevens de expertise verliezen die vandaag aanwezig is bij octrooiraadgevers zoals advocaten en octrooigemachtigden, zodat België steeds minder aantrekkelijk wordt voor investeerders. Het gebrek aan een lokale afdeling kan aldus een factor zijn die internationale ondernemingen aanzet om hun onderzoekscentra te verplaatsen. Omgekeerd zou de snelle oprichting van een kwalitatief hoogstaande lokale octrooirechtbank er niet alleen voor zorgen dat deze onderzoekscentra in België behouden blijven maar ongetwijfeld ook dat bijkomende investeringen en nieuwe innovatieve spelers worden aangetrokken. 5. De Belgische octrooipraktijk aanmoedigen De afgelopen jaren zijn in België met de hernieuwde belangstelling voor innovatie en octrooien verschillende ingenieurs en juristen zich gaan specialiseren in octrooien. Octrooigemachtigden zijn ingenieurs of wetenschappers die een examen (georganiseerd binnen de FOD Economie of voor het Europees Octrooibureau) hebben afgelegd om toegelaten te worden tot het schrijven van en adviseren over octrooien. Zij zijn noodzakelijk om de kwaliteit van octrooien te garanderen. Het totale aantal actieve Belgische octrooigemachtigden is sinds 1990 met 15% gestegen. Ook het aantal juristen (advocaten, bedrijfsjuristen, rechters) dat zich toelegt op octrooien en intellectuele eigendomsrechten in het algemeen, is de laatste jaren alleen maar gestegen. Wanneer België vanaf het begin over een lokale afdeling beschikt, zal deze octrooipraktijk verder worden aangemoedigd. Deze jarenlang Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 9

4 opgebouwde expertise dreigt daarentegen verloren te gaan indien er geen lokale afdeling zou worden opgericht. 6. Aanmoediging van innovatie Innovatie is een proces waar vele spelers bij betrokken zijn. Intellectuele eigendomsrechten (zoals octrooien) zorgen voor de bescherming en return-oninvestment van innovatie. Om binnen België te innoveren is de interactie tussen industrie, onderzoeksinstellingen, KMO s, overheid en dienstverleners belangrijk. Innovatie en octrooiverlening zijn twee pijlers van één geheel waarbij de beoordeling en afdwinging ervan de derde en wellicht belangrijkste pijler uitmaakt. Als sluitstuk van het innovatieraderwerk is die bescherming van de intellectuele eigendom essentieel en mag ze niet worden weggenomen, op gevaar af de innovatie zelf ook te gaan fnuiken. Dit verklaart waarom er de laatste jaren zoveel inspanningen zijn geweest vanuit diverse hoeken om de interactie tussen industrie, universiteiten en dienstverleners rond intellectuele eigendomsbescherming te stimuleren, niet alleen met het oog op meer innovatie maar ook op de afdwinging ervan (bv. Flanders DC, Innovatiecentrum, IWT, KVIV, LES, alsmede de Waalse pôles de compétitivité zoals Biowin, Greenin, Logistics in Wallonia, MecaTech, Skywin, Wagralim DGO6, Innoviris, UWE, ABE, LIEU, PROTON, ASTP, enz.). Wanneer ondernemingen systematisch naar het buitenland zullen moeten trekken voor bijstand en advies in octrooigeschillen, zal deze interactie verdwijnen. Er zal een geografische en culturele afstand ontstaan tussen ondernemingen en onderzoeksinstellingen enerzijds en hun dienstverleners anderzijds. Indien België de boot mist en niet onmiddellijk klaar staat met een eigen lokale afdeling, riskeert men bovendien dat een onoverbrugbare kloof ontstaat met de buitenlandse afdelingen. Hoe meer en hoe sneller men de nodige ervaring kan opbouwen, hoe kwalitatiever de rechtspraak zal zijn. Dit creëert stabiliteit, voorspelbaarheid en rechtszekerheid, essentiële pijlers voor investeringen in het algemeen en in innovatie in het bijzonder. Dit vertrouwen in het rechtssysteem zal op zijn beurt dan weer leiden tot een toenemende keuze voor België als forum voor octrooigeschillen, hetgeen niet alleen de expertise van de rechters verder zal aanzwengelen maar ook het systeem dat op termijn zelfbedruipend zou moeten zijn betaalbaar zal houden. Indien onvoldoende kwaliteit kan gegarandeerd worden loopt België het risico om het forum bij uitstek te worden voor het afdwingen van twijfelachtige octrooien. Dan lopen Belgische ondernemingen in elke technologische sector het risico om slachtoffer te worden van octrooien die eigenlijk nooit hadden mogen verleend worden, terwijl Belgische octrooihouders met een sterk octrooi niet het risico zullen durven lopen om hun titel aan de Belgische afdeling ter beoordeling voor te leggen. 7. De oprichting van een lokale afdeling zal toelaten om Belgische octrooirechters in de poule te benoemen Indien België geen lokale afdeling opricht, zal België ook geen rechters kunnen afvaardigen in de poule van rechters die in andere lokale afdelingen gaan zetelen. Artikel 13 van het Ontwerpverdrag bepaalt immers dat de poule van rechters samengesteld is uit alle rechters die zetelen in de Court of First Instance. Deze Court bestaat enkel uit lokale en regionale afdelingen. Voor octrooihouders zal dit betekenen dat zij in andere lokale afdelingen (bv. in buurlanden) nooit zullen kunnen verschijnen voor een Belgische rechter. Op die manier wordt de Belgische magistratuur volledig uitgesloten van de octrooirechtspraak en zal België niet de minste invloed meer kunnen uitoefenen op het octrooirecht. Deze afwezigheid van Belgische rechters kan echter ook bijkomende, indirecte gevolgen hebben op langere termijn, en met name op die punten waar het Unitair octrooirecht desgevallend wordt aangevuld met nationaal recht (bv. titulariteit, de licentieovereenkomst als verweer tegen inbreuk en de exceptie van persoonlijk voorgebruik). Als er geen Belgische rechters in de poule zetelen, zullen deze kwesties van nationaal recht dus noodgedwongen beoordeeld worden door buitenlandse rechters, met alle gevolgen van dien. Dit zou bv. ook betekenen dat Belgische licentiegevers of -nemers het in hun onderhandelingen steeds moeilijker zullen krijgen om hun octrooiovereenkomsten te onderwerpen aan Belgisch recht, hetgeen de Belgische ondernemingen uiteraard niet ten goede komt. Ook qua persoonlijk voorgebruik is het niet ondenkbaar dat een buitenlandse rechter anders oordeelt dan een Belgische rechter zou doen met andere woorden, een Belgische onderneming die normaliter safe zou zijn onder nationaal recht zal plots het risico lopen om in haar activiteiten in België geremd te worden door een buitenlandse rechtbank. 8. Efficiëntie door centralisatie octrooigeschillen binnen België De rechtbanken van koophandel gevestigd in de zetels van de 5 hoven van beroep behandelen nu de geschillen over Belgische en Europese octrooien. De geschillen over Europese octrooien zullen verschuiven naar het Europees Octrooigerecht. Aangezien de Belgische rechters die zetelen in de lokale afdeling van het Europees Octrooigerecht een grote expertise zullen opbouwen in octrooien, kan deze afdeling meteen ook alle Belgische octrooigeschillen behandelen. Op die manier kunnen de rechtbanken van koophandel ook ontlast worden van de (gespecialiseerde) geschillen over Belgische octrooien. Dit zal kosten van opleiding en specialisatie voor de rechtbanken van koophandel besparen. 10 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

5 Bovendien is het waarschijnlijk dat in de opstartfase van het nieuwe Octrooigerecht nog veel procedures voor nationale rechtbanken zullen worden gevoerd. Indien in de nationale rechtbanken dezelfde rechters zetelen als in de lokale afdeling van het Octrooigerecht, kan er ook een grote specialisatie worden opgebouwd die ook de nationale rechtbanken ten goede komt. Dit zal de rechtszekerheid voor in België gevestigde R&D bedrijven en hun vertrouwen in de octrooirechters verhogen. 9. Rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling creëren in België Bovenop alle hiervoor opgesomde redenen, mag niet worden vergeten dat de oprichting van een lokale afdeling in ons land ook een merkbare economische weerslag zal hebben, meer bepaald voor de tewerkstelling. Daarbij gaat het niet alleen om de rechtstreekse tewerkstelling van personeel om de lokale afdeling te laten functioneren (griffie- en onderhoudspersoneel) maar ook om de talrijke onrechtstreekse dienstverleners in de transportsector (taxis, luchthaven,.) de restauratie, het hotelwezen, de handel en de verbruiksector in het algemeen. Hoe beter de lokale afdeling zal werken, hoe aantrekkelijker zij zal worden voor de octrooihouders, en hoe groter en belangrijker de economische weerslag ervan zal zijn voor België. De aanwezigheid van een lokale afdeling vormt dus een niet te onderschatten investering voor de economische toekomst van België. Ook vanuit dit standpunt heeft België er alle belang bij om vanaf het begin en wel zo snel mogelijk, te beschikken over een soepele maar performante lokale afdeling, die zich kan meten met de lokale afdelingen in andere lidstaten. De economische investering is des te interessanter aangezien de kost ervan laag is, omdat het éénheidsgerecht voorziet in een zelfbedruipende financiering. Wat moet er gebeuren voor een Belgische lokale afdeling? Naast het voorzien van een snelle ratificatie van het verdrag over het Europees Octrooigerecht, dienen een aantal organisatorische beslissingen genomen te worden om met een lokale afdeling te starten. 1. Aanduiden van een locatie: De meeste logische keuze voor de locatie van de lokale Belgische afdeling van het Octrooigerecht is uiteraard Brussel. Zowel nationaal als internationaal heeft Brussel nog steeds een centrale ligging en is het vanuit het buitenland per trein en per vliegtuig vlot bereikbaar. Indien de lokale afdeling zich uitsluitend zal inlaten met octrooigeschillen, is er ook de mogelijkheid om de afdeling te localiseren op een plaats die voor partijen zeer vlot toegankelijk is (bv. dicht bij de Brusselse nationale luchthaven). Zo kan de internationale uitstraling van België en haar octrooirechtspraak stijgen. Het Verdrag inzake het Europees Octrooigerecht voorziet dat de documenten in zaken zoveel mogelijk elektronisch zullen overgemaakt worden. De griffie van het Octrooigerecht zal dan ook zeer flexibel kunnen zijn. 2. Engels voorzien samen met de landstalen: De lidstaat kan tevens besluiten om naast de eigen officiële nationale talen - (één van de) drie proceduretalen van het Europees Octrooibureau (Frans, Duits en Engels) aan te duiden als bijkomende officiële taal. Frans en Duits zijn reeds officiële talen van België. Gezien het Engels in onderzoek en ontwikkeling de meest gebruikte taal is, is het absoluut noodzakelijk om ook het Engels als officiële taal van de Belgische lokale afdeling aan te duiden. Engels als één van de proceduretalen zal van belang zijn om de aantrekkelijkheid te bewaren voor internationale ondernemingen. Er zal immers onvermijdelijk een bepaalde vorm van concurrentie ontstaan tussen de verschillende lidstaten om zaken voor hun lokale afdeling te laten behandelen. België is omringd door lidstaten die een zeer sterke traditie van octrooirechtspraak hebben (bv. Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Nederland). België kan evenwel door zijn ligging en zijn brede taalmogelijkheden door internationale ondernemingen verkozen worden boven andere lidstaten. Maar dan moet het Engels wel als proceduretaal naast het Frans, Duits en Nederlands opgenomen worden. Dergelijke grote meertaligheid kan de Belgische afdeling uniek en daardoor aantrekkelijk maken in vergelijking met andere lokale afdelingen. Bovendien is het voor nationale ondernemingen die aangevallen worden door Angelsaksische multinationals zeer belangrijk dat het Engels als proceduretaal mogelijk is. Zonder Engels als proceduretaal zullen de eisers immers de plaats van de inbreuk (in plaats van de vestiging van de Belgische verweerder) nog meer aangrijpen om het geschil voor een lokale afdeling van een andere lidstaat te brengen en zal de Belgische verweerder nog vaker voor een buitenlandse rechter moeten verschijnen. Omdat 80 % van de Europese octrooien in het Engels worden verleend, is het tenslotte ook statistisch onontbeerlijk dat één van de proceduretalen voor de lokale afdeling het Engels is. 3. Aanduiding en opleiding van rechters: Elke lokale afdeling zal bestaan uit (vaste) nationale rechters en (roterende) rechters uit een Europese poule. Afhankelijk van het aantal octrooizaken per jaar (meer of minder dan 50) zal het panel van rechters bestaan uit één of twee nationale rechters. In ieder geval zullen er gespecialiseerde octrooirechters nodig zijn. Via het poulesysteem is het immers de bedoeling dat Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 11

6 elke lidstaat rechters afvaardigt om te zetelen in de centrale afdeling en de lokale (of regionale) afdelingen van andere lidstaten. Daarbij komt dat omwille van de taalvereisten binnen een Belgische lokale afdeling (Frans, Duits, Nederlands en Engels) en de noodzakelijke vervangingen bij ziekte, wraking of afwezigheid van rechters, er nationaal ook verschillende rechters aangeduid zullen moeten worden om in de eigen afdeling te zetelen. De sterkte en aantrekkelijkheid van de lokale afdeling zal in grote mate bepaald worden door de kwaliteit van haar rechtspraak. Daarom zijn verschillende lidstaten nu reeds gestart met de interne opleiding van rechters in octrooirecht. De bedoeling van deze lidstaten is dat alle rechters klaargestoomd zijn voor hun taak van zodra het Verdrag in werking treedt. In België is hieromtrent nog niets gebeurd. Nochtans vergt dit weinig middelen en slechts beperkte inspanningen. Er kan gewerkt worden met het instituut voor de gerechtelijke opleiding (IGO) voor de opleiding van nationale rechters. Daarnaast biedt bijvoorbeeld ook het Europees Octrooibureau stages voor magistraten aan en zijn er ook mogelijkheden voor stages bij buitenlandse rechtbanken.... Nécessité de créer une division nationale de la nouvelle Juridiction Unifiée en matière de Brevets ( Unified Patent Court ) Résumé En Février 2013, 25 États membres signeront un Accord instituant un nouveau système unifié de règlement des litiges en matière de brevets européens/ unitaires sous la dénomination «Unified Patent Court» Cette nouvelle Juridiction en matière de Brevets se prononcera pour les 25 États membres sur des litiges en matière de contrefaçon et/ou de validité des brevets européens et Unitaires. La Commission européenne désire que la Juridiction en matière de Brevets commence ses activités début Pour les raisons qui suivent, il est extrêmement important tant pour le rayonnement de la Belgique que pour celui de ses entreprises, qu elles soient des PME ou des spin-offs, de ses universités, de ses centres de recherche, etc. que notre pays soit doté, dès l entrée en vigueur du système, d une division nationale de la Juridiction en matière de Brevets: continuer à assurer l accès à domicile à une juridiction de brevets de qualité; rendre les litiges en matière de brevets moins chers ou à tout le moins les maintenir à un niveau de coût abordable; continuer à garantir une procédure dans sa propre langue (en particulier pour les PME); rendre la recherche et le développement en Belgique encore plus attractifs pour les entreprises nationales et internationales; maintenir et développer l expertise des conseillers belges dans le domaine des brevets (agents de brevets, avocats, etc.); attirer de nouveaux acteurs de l innovation et éviter que l innovation ne disparaisse de la Belgique; faire en sorte que les juges belges fassent partie du Pool de juges de la Unified Patent Court; faire en sorte qu une juridiction centralisée soit mise en place en Belgique pour les litiges de brevets nationaux et européens; promouvoir de manière générale la réputation internationale de la Belgique au travers d un système juridique stable et de haute qualité qui crée un environnement optimal pour l investissement dans l innovation et en R&D; favoriser la création d emplois directs et indirects en Belgique. Pourquoi l établissement d une Juridiction européenne en matière de Brevets au niveau de l UE? En février 2013, 25 pays de l UE signeront en Irlande un Accord pour l établissement d une «Unified Patent Court», c est-à-dire d une Juridiction européenne en matière de Brevets. Parallèlement à l établissement de la Juridiction européenne en matière de Brevets, un «Brevet Unitaire» sera mis en place au niveau européen, c est-à-dire un titre de brevet qui, une fois accordé, sera immédiatement valable pour l ensemble des 25 États Membres participants (exception faite de l Espagne et de l Italie), sans formalités supplémentaires de traduction ou de paiement de taxes nationales. Le Conseil européen et le Parlement européen ont approuvé le 12 décembre 2012 les deux règlements indispensables à la mise en place du Brevet Unitaire. Le Brevet Unitaire et la Juridiction européenne en matière de Brevets répondent à la demande des entreprises, et en particulier des spin-offs et des PME, des universités, des centres de recherches etc. d avoir en Europe un système de brevets moins cher et plus facile d accès. Aujourd hui, la protection par brevet d un produit ou d un procédé dans tous les États membres de l UE est très coûteuse et compliquée. Pareille protection coûte au demandeur près de EUR. uniquement en termes de coûts de traduction 2. À titre de comparaison, un brevet américain valable dans tous les États américains ne coûte que EUR. La raison de ce coût élevé est liée au fait que malgré l exis Grâce au Protocole de Londres, la traduction intégrale du brevet européen n est plus nécessaire dans chaque pays de l Union. Elle est cependant maintenue dans certains pays comme l Espagne, l Italie, et la Belgique (!), ce qui entraine évidemment un surcoût. 12 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

7 tence d une procédure commune pour l octroi des brevets au niveau européen (auprès de l Office européen des brevets à Munich ou à La Haye), le demandeur n obtient pas de titre européen. Cela signifie que pour avoir une protection valable, le demandeur doit, après approbation de la demande de brevet, faire traduire son brevet dans la langue officielle de chaque pays de l UE et y payer des taxes de validation et de renouvellement chaque année. En plus de la procédure de délivrance, la défense en justice des brevets est également complexe et coûteuse. Lorsqu il est confronté à une atteinte portée à l un de ses brevets (contrefaçon), le titulaire du brevet doit initier une action en justice dans chaque pays de l UE. Cela induit non seulement d importants nouveaux coûts judiciaires, mais également un risque pour l entreprise d être confrontée à des décisions contradictoires dans les différents États Membres. Ce fut le cas par le passé dans les affaires de rasoirs Epilady et de dosettes de café Senseo. À l inverse, il est également vrai que, une fois la période pour former opposition devant l Office européen des brevets arrivée à son terme, les entreprises confrontées à des brevets qu elles estiment nuls, sont obligées d attaquer la validité de ces brevets séparément dans chaque Etat Membre concerné. Cette situation procédurale s oppose, par exemple, à la réglementation en vigueur aux États-Unis, où il est possible de défendre un brevet de manière uniforme via une procédure centralisée, ainsi que de contester la validité d un brevet de manière centralisée, avec effet dans l ensemble des États américains. La Juridiction en matière de Brevets constituerait une solution à ce régime procédural lourd et complexe. L objectif de la Juridiction en matière de Brevets est de mettre en place une seule juridiction compétente pour statuer sur la contrefaçon et la validité des brevets délivrés dans les États Membres. La Cour européenne des Brevets sera compétente à la fois pour les brevets européens existants (pour lesquels il existe uniquement une procédure de délivrance centralisée) et pour les futurs brevets Unitaires (qui constitueront un véritable titre européen). Comment fonctionnera la Juridiction en matière de Brevets? La Juridiction européenne en matière de Brevets sera composée d un Tribunal de première instance et d une Cour d appel. Le tribunal de première instance se composera d une division centrale dont le siège sera à Paris et de deux sections à Munich et à Londres, ainsi que de diverses divisions locales ou régionales dans les États membres. La division centrale et les divisions locales et régionales seront au même niveau et seront toutes compétentes en première instance. Le titulaire du brevet aura presque toujours le choix d initier une procédure dans l une des divisions locales étant donné que chaque division située sur le territoire où la contrefaçon ou la menace de contrefaçon s est produite est compétente (pour l ensemble de l «Union»). L objectif de l Accord est que chaque État membre mette en place au niveau national une division «locale». Les États Membres peuvent également décider de s associer entre eux afin de mettre en place une division régionale. Dans les divisions locales, les juges nationaux siégeront auprès de juges issus d un Pool européen. Une division locale ayant à connaître moins de 50 procédures par an (sur base des 3 dernières années) se composera d un juge national et de deux juges issues du Pool. Avec plus de 50 affaires par an siégeront deux juges nationaux et un juge issu du Pool. En outre, à la demande des parties ou à l initiative de la juridiction, un juge supplémentaire qualifié sur le plan technique pourra être désigné (celui-ci sera également issu du Pool européen). La participation de la Belgique à la Juridiction en matière de Brevets Après la signature de l Accord par les 25 États membres de l UE en février 2013, le processus de ratification débutera. La Convention entrera en vigueur à partir de 13 ratifications. Lors de la ratification, chaque État membre devra indiquer s il souhaite établir une division locale. Le but de la présente note est de démontrer qu il est crucial que notre pays fasse partie du groupe des 13 premiers pays mettant en œuvre le système et disposant d une division locale qui soit immédiatement opérationnelle. Afin d être prêt, il est urgent d entamer les préparatifs au niveau national. Les raisons pour lesquelles la Belgique doit avoir une division locale dès le départ sont les suivantes: 1. L accès à domicile à une juridiction de brevets pour les entreprises et les institutions de recherche belges L effort des divers gouvernements a permis de stimuler en Belgique ces dernières années l innovation et le dépôt de brevets pour les nouveaux développements. L une des mesures les plus importantes est le régime fiscal favorable pour les revenus de brevets (la «déduction pour les revenus de brevet») en vertu duquel 80% des revenus de brevets sont exonérés de l impôt des sociétés. Plus de la moitié des entreprises qui bénéficient de la déduction pour les revenus de brevet sont des PME. Les politiques budgétaires ont permis d augmenter depuis 2007 (et ce malgré la crise) le nombre de brevets nationaux et européens par des demandeurs belges. La Belgique est actuellement le 15ème pays dans le monde à partir duquel des brevets Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 13

8 européens sont déposés. Le nombre de demandes de brevet européen par des demandeurs belges s élève à en 2011 et a ainsi augmenté de 4,9% par rapport à l année précédente. Il est dès lors important pour ces entreprises belges (en particulier les PME) non seulement qu elles puissent acquérir des droits de brevet, mais également qu elles aient l opportunité d avoir accès, à domicile, à une juridiction de qualité devant laquelle elles pourront se défendre contre les accusations de contrefaçon émanant de titulaires de brevets (souvent internationaux), ou réagir rapidement à des mesures radicales entreprises par les titulaires de brevets visant à décrire leurs produits et procédés dans le but d obtenir des preuves de la contrefaçon. Si des brevets sont uniquement demandés en Belgique, sans jamais y être défendus ou mis en œuvre, alors à long terme nos entreprises surtout dans l économie de la connaissance exporteront leur technologie là où elles pourront défendre celle-ci et la faire respecter. Enfin, pour les entreprises établies en Belgique et en particulier les PME, c est un avantage non négligeable que leurs affaires puissent être examinées par une juridiction qui ait un lien avec le marché local. C est également le cas pour les centres de recherche au sein des universités belges. 2. Maintenir les litiges de brevets à un niveau de coût abordable pour les entreprises Si la Belgique ne dispose pas d une division locale de la Juridiction en matière de Brevets, tout titulaire de brevet désireux d intenter une procédure en contrefaçon ou toute entreprise tenue de répondre d accusations de contrefaçon sera obligé de s adresser systématiquement à une juridiction étrangère. Aux contraintes de déplacement, aux frais de traduction et aux obstacles pratiques s ajouteront les frais des conseillers externes (agents de brevets) et d avocats plus élevés. Les pays voisins comme les Pays-Bas, l Allemagne et le Royaume-Uni ont une longue tradition de jurisprudence en matière de brevets, mais ont également des honoraires supérieurs pour les conseillers et avocats. En outre, une double représentation par des conseillers belges et étrangers pourrait, dans ce cas, s avérer nécessaire, ce qui augmenterait également les coûts. 3. L accès à la justice dans sa propre langue Le régime linguistique du tribunal de première instance se fonde sur le principe que devant une division locale et régionale la règle est de faire usage de la langue officielle de l État membre sur le territoire duquel est située la division locale ou régionale concernée. Les langues de la division centrale du tribunal de première instance sont limitées à l anglais, au français et à l allemand. Si la Belgique devait ne pas disposer d une division locale, les parties belges seraient systématiquement tenues de comparaître devant les divisions locales d autres États membres de l UE (avec des juges de langues étrangères) ou devant la division centrale (qui n utilise que l anglais, le français et l allemand). Pour les entreprises néerlandophones, cela signifierait aussi potentiellement à moins que l éventuelle procédure puisse avoir lieu devant une division locale néerlandaise qu elles ne pourraient jamais faire valoir leurs droits devant la juridiction dans la langue dans laquelle la société est dirigée. Les demandeurs seront toutefois en mesure d en faire usage, pour autant que possible, en amenant des défendeurs belges devant une division locale de langue étrangère. 4. Conserver une attractivité en Belgique pour les entreprises internationales innovantes Grâce aux diverses mesures visant à stimuler la recherche et développement (R&D), la Belgique a su convaincre ces dernières années diverses sociétés internationales de renom d établir, ou du moins de maintenir, leur centre de recherche en Belgique. Malgré la crise, ces entreprises internationales continuent de reconnaitre l attractivité de la Belgique pour la R&D. Cela est essentiellement dû au niveau de formation élevé en Belgique, aux mesures fiscales favorables, à la situation centrale de notre pays et au caractère neutre et multilingue de la Belgique. Les chiffres d Essenscia (organisation multisectorielle coupole qui représente les secteurs d activités de la chimie et des sciences de la vie) montrent que depuis de nombreuses années 50% du total des dépenses R&D du secteur privé en Belgique a lieu dans le secteur de la chimie et des sciences de la vie. En 2011 par exemple, plus de 2,72 milliards d euros ont été investis dans ce secteur qui compte à lui seul employés travaillant au sein d un département de recherche. Compte tenu de l ancrage de la recherche et du brevetage de nouveaux développements qui en découle dans notre pays, il convient d offrir à ces entreprises internationales la possibilité d initier également des procédures européennes de brevets depuis la Belgique. Une demande de brevet nécessite souvent une assistance technique du département R&D. Pour ces entreprises internationales, la qualité de la jurisprudence de la division locale de la juridiction des brevets sera décisive pour décider devant quelle division elles porteront leurs litiges en matière de brevets. Toutefois, si dès le départ il devait ne pas exister en Belgique de division locale de la juridiction de brevets, ces entreprises internationales seraient contraintes d initier systématiquement leurs procédures dans d autres pays (ou devant la division centrale). Une fois que ces entreprises internationales auront fait respecter leurs brevets dans d autres pays, il sera très difficile, voire impossible, de les convaincre de ce que la Belgique peut fournir, à ce stade, le soutien nécessaire et stable pour les investissements dans l innova- 14 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

9 tion et en R&D (même si une division locale belge était établie par la suite). Une entrée tardive dans le système entraine le risque que les acteurs économiques accordent moins de confiance à une division belge tardivement constituée qu à des juridictions étrangères, qui elles auront entre temps déjà acquis une certaine expertise, ce qui impliquera concrètement que moins de procédures seront initiées en Belgique. Cela aboutirait donc à un cercle vicieux puisque les juges auraient une expérience insuffisante du brevet Unitaire, et n auraient guère l opportunité d améliorer la confiance accordée à la division belge, créant ainsi un climat insuffisamment stable. Dans l intervalle, cela provoquerait une diminution du niveau d expertise offerte aujourd hui par les conseillers en brevets tels que les avocats et les agents de brevets. La Belgique deviendrait ainsi moins attrayante pour les investisseurs. L absence de division locale serait donc un facteur de nature à encourager les entreprises internationales à déplacer leur centre de recherche. A l inverse, la mise en place rapide d une juridiction des brevets locale de qualité permettra non seulement que ces centres de recherche restent en Belgique, mais également d attirer des investissements supplémentaires et de nouveaux acteurs innovants. 5. Favoriser la pratique belge des brevets Avec le regain d intérêt de ces dernières années pour l innovation et les brevets en Belgique, des ingénieurs et des juristes ont commencé à se spécialiser dans les brevets. Les agents de brevets sont des ingénieurs ou des scientifiques qui ont passé un examen (organisé par le SPF Economie ou par l office européen des brevets) afin de pouvoir rédiger des brevets et pratiquer le conseil en matière de brevets. Ils sont indispensables pour assurer la qualité des brevets. Le nombre total d agents de brevets belges actifs a augmenté de 15% depuis Le nombre de juristes (avocats, juristes d entreprise, juges) qui se consacrent aux brevets et aux droits de propriété intellectuelle en général n a cessé d augmenter ces dernières années. Disposer dès le départ d une division locale en Belgique est de nature à encourager et à favoriser la pratique belge des brevets. A l inverse, si une telle division n était pas instaurée, l expertise bâtie ces dernières années risque d être perdue. 6. Stimulation de l innovation L innovation est un processus dans lequel de nombreux acteurs sont impliqués. Les droits de propriété intellectuelle (tels que les brevets) assurent la protection et le retour sur investissement de l innovation. Afin qu il y ait de l innovation en Belgique, l interaction entre l industrie, les instituts de recherche, les PME, le gouvernement et les prestataires de services est importante. L innovation et les brevets reposent sur deux piliers d un seul et même ensemble dont l évaluation et la mise en œuvre forment le troisième pilier, ce dernier étant peut-être le plus important. En tant que dernière partie du rouage de l innovation, la protection de la propriété intellectuelle est essentielle et ne doit pas être supprimée, au risque que l innovation elle-même ralentisse. C est la raison pour laquelle de nombreux efforts ont été déployés ces dernières années sous différents angles afin de stimuler l interaction autour de la protection de la propriété intellectuelle entre l industrie, les universités et les prestataires de services, en vue non seulement d augmenter l innovation mais également de la mettre en œuvre (par exemple Flanders DC, Centre d innovation, IWT, KVIV, LES, Pôles de compétitivité wallons Biowin, Greenwin, Logistics in Wallonia, MecaTech, Skywin, Wagralim, DGO6, Innoviris, UWE, ABE, LIEU (Belgian KTOs network), PROTON and ASTP etc.). Cette interaction finira par disparaître si les entreprises doivent systématiquement aller à l étranger pour obtenir une assistance ou un conseil pour leurs litiges en matière de brevets. Une distance géographique et culturelle apparaitra entre d une part les entreprises et les organismes de recherche et d autre part entre les entreprises et leurs prestataires de services. Si la Belgique rate le coche et n est pas prête immédiatement avec sa propre division locale, elle court le risque de créer également un fossé infranchissable avec les divisions étrangères. Plus vite l expérience nécessaire sera mise en place, plus qualitative sera la jurisprudence. Ceci amènera de la stabilité, de la prévisibilité et de la sécurité juridique, qui représentent les piliers essentiels pour l investissement en général et l innovation en particulier. Cette confiance dans le système judiciaire conduira à son tour à ce que la Belgique devienne toujours plus un forum de choix pour les litiges de brevets. Ceci ne donnera pas seulement un nouvel élan à l expertise des juges, mais contribuera également à ce que le système qui à long terme sera autosuffisant reste abordable. Si la qualité ne peut être garantie à suffisance, la Belgique encourt le risque de devenir le forum par excellence de la mise en œuvre de brevets contestables. Dans cette hypothèse, les entreprises belges dans chaque secteur de la technologie seront susceptibles d être les victimes de brevets qui n auraient jamais dû être accordés, tandis que les titulaires de brevets belges possédant un brevet fort n oseront pas courir le risque de soumettre leur titre pour examen à la division belge. 7. La création d une division locale permettra la désignation de juges belges dans le Pool Si la Belgique ne met pas en place de division locale, elle ne disposera pas non plus de juges dans le Pool de juges qui siégeront au sein d autres divisions locales. L article 13 du Projet d Accord prévoit en effet que le Pool de juges est composé de tous les juges qui siègent au tribunal de première instance. Ce tribunal ne se compose que des divisions locales et régionales. Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 15

10 Ceci signifie pour les titulaires de brevets qu ils ne seront jamais amenés à comparaitre devant un juge belge siégeant au sein d autres divisions locales (par exemple dans des pays limitrophes). De cette façon, la magistrature belge sera totalement exclue de la jurisprudence en matière brevets et la Belgique ne sera plus en mesure d exercer la moindre influence sur le droit des brevets. Cette absence de juges belges pourrait également avoir d autres effets indirects et à plus long terme, en particulier là où le brevet Unitaire serait complété le cas échéant par le droit national (par exemple pour les questions de titularité, de contrat de licence comme moyen de défense contre la contrefaçon et d exception pour usage personnel). Si aucun juge belge ne siège dans le Pool, ces questions de droit interne seront nécessairement examinées par des juges étrangers, avec toutes les conséquences qui en découlent. Cela signifierait également que dans le cadre de négociations les donneurs ou preneurs belges de licences auront plus de difficulté à obtenir que leurs accords soient soumis au droit belge. Quant à l usage personnel, il n est pas inconcevable qu un juge étranger décide dans un sens opposé à celui qu aurait choisi un juge belge en d autres termes, une entreprise belge qui serait normalement «safe» en droit national courrait soudainement le risque que ses activités en Belgique soient inhibées par une juridiction étrangère. 8. Efficacité en centralisant les litiges en matière de brevets en Belgique Les tribunaux de commerce établis au siège d une des cinq Cours d appel sont aujourd hui compétents pour connaitre des litiges en matière de brevets belges et européens. Les litiges relatifs aux brevets européens vont désormais se déplacer vers la Cour européenne des Brevets. Compte tenu du fait que les juges belges qui siégeront dans la division locale de la Juridiction européenne en matière de Brevets auront une grande expertise en brevets, cette division pourra également connaître immédiatement tous les litiges relatifs au brevet belge. De cette façon, les tribunaux de commerce seront immédiatement soulagés des différends (spécialisés) relatifs à des brevets belges. Cela permettra d économiser les coûts de formation et de spécialisation pour les tribunaux de commerce. En outre, il est probable que dans la phase préliminaire de la nouvelle Juridiction européenne en matière de Brevets, de nombreuses procédures soient initiées devant les juridictions nationales. Si les mêmes juges siègent tant au sein des juridictions nationales qu au sein de la division locale de la Juridiction en matière de Brevets, une importante spécialisation pourra se développer, dont les juridictions nationales pourront bénéficier. Cela permettra d améliorer la sécurité juridique pour les entreprises en R&D établies en Belgique et d augmenter leur confiance accordée aux juges de brevets. 9. Création de nombreux emplois directs et indirects en Belgique En sus de toutes les raisons développées ci-avant, il ne faut pas perdre de vue qu installer une division locale dans notre pays aura un impact économique significatif, notamment au niveau de l emploi. On songe logiquement aux emplois directs créés dans la perspective de faire fonctionner la division locale, allant des agents d entretien aux membres du greffe. Il ne faut cependant pas négliger la création de nombreux emplois indirects, dans les secteurs des transports (taxis, aéroport ), de la restauration, de l hôtellerie, du commerce et plus généralement de la consommation et des services. Au mieux la division locale fonctionnera, au plus elle sera attractive pour les titulaires de brevets, et au plus l impact et la retombée économiques seront importants et intéressants pour la Belgique. Disposer d une division locale est donc un investissement non-négligeable pour l avenir économique de la Belgique. De ce point de vue, la Belgique a donc tout intérêt à disposer, dès le départ et au plus vite, d une division locale souple et performante, capable de rivaliser avec les divisions locales des autres Etats membres. L investissement économique est d autant plus intéressant qu il s agit d un investissement à coût réduit, étant entendu que le système de juridiction unifiée prévoit un financement auto-suffisant. Que faire pour avoir une division locale belge? Outre une ratification rapide de l Accord relatif à la Juridiction européenne en matière de Brevets, un certain nombre de décisions organisationnelles sont à prendre afin de mettre en place une division locale. a) Désignation du siège: Le choix le plus logique pour le siège de la division locale belge de la Juridiction en matière de Brevets est évidemment Bruxelles. Bruxelles conserve au niveau national et international son caractère central et est facilement accessible depuis l étranger en train et en avion. Si la division locale est exclusivement compétente pour connaître des contentieux de brevets, il y a également l option d établir la division à un endroit qui soit facilement accessible aux parties (par exemple près de l Aéroport Bruxelles-National). Ainsi, la réputation internationale de la Belgique et de sa jurisprudence en matière de brevets pourra augmenter. L Accord relatif à la Juridiction européenne en matière de Brevets prévoit que les documents de la procédure soient communiqués, autant que possible, par voie électronique. Le greffe de la Juridiction européenne en matière de Brevets pourra, par conséquent, être très flexible. b) Adopter l anglais en plus des langues nationales: En plus de ses propres langues nationales, l État membre peut également décider de désigner une ou plusieurs langue(s) officielle(s) de l Office euro- 16 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

11 péen des brevets (français, allemand et anglais) comme langue officielle supplémentaire. Le français et l allemand sont déjà des langues officielles de la Belgique. Compte tenu du fait que l anglais est la langue la plus utilisée dans le cadre de la recherche et développement, il est essentiel d également inclure l anglais comme langue officielle de la division locale belge. Il est important que l anglais soit désigné en tant que langue procédurale afin de préserver l attractivité auprès des entreprises internationales. Il y aura inévitablement une certaine forme de concurrence entre les différents États membres pour connaître des litiges devant leur division locale. La Belgique est entourée par des pays ayant une forte tradition de jurisprudence en droit des brevets (par exemple l Allemagne, le Royaume-Uni, les Pays- Bas). Toutefois, en raison de son emplacement et de ses capacités linguistiques générales, la Belgique peut être choisie par des entreprises internationales au lieu d autres États membres. Mais pour ce faire, l anglais doit être désigné comme langue procédurale au même titre que le français, l allemand et le néerlandais. Un tel multilinguisme permettra à la division belge d être unique par rapport à d autres divisions locales, et par conséquent de la rendre attractive. De plus, la possibilité d avoir l anglais comme langue de procédure est très importante pour les entreprises nationales qui sont attaquées par les multinationales anglo-saxonnes. Sans l anglais en tant que langue procédurale, les demandeurs feront en effet le choix du lieu de l infraction (à la place de l établissement du défendeur belge) afin d amener le différend devant une division locale d un autre État membre, amenant le défendeur à comparaitre davantage devant un juge étranger. Enfin, puisque 80% des brevets européens sont délivrés en anglais, il est «statistiquement» indispensable que l une des langues de la procédure devant la division locale belge soit l anglais. c) Désignation et formation des juges: Chaque division locale sera composée de juges nationaux (permanents) et de juges (tournants) provenant d un Pool européen. Selon le nombre de procédures par an (plus ou moins de 50), le panel de juges sera composé d un ou de deux juges nationaux. Dans tous les cas, des juges spécialisés en brevets sont nécessaires. Grâce au système de Pool il est en effet prévu que tous les juges des États membres soient affectés pour siéger dans la division centrale ou les divisions locales (ou régionales) d autres États. Ainsi, en raison des exigences linguistiques au sein de la division locale belge (français, allemand, néerlandais et anglais) et les remplacements nécessaires en cas de maladie, de récusation ou d absence des juges, il est requis de désigner plusieurs juges au niveau national susceptibles de siéger au sein de leur propre division. La force et l attractivité de la division locale seront largement déterminées par la qualité de sa jurisprudence. C est la raison pour laquelle plusieurs États membres ont déjà commencé la formation interne des juges en droit des brevets. L objectif de ces États membres est de faire en sorte que tous les juges soient prêts au moment où l Accord entrera en vigueur. En Belgique, cette question n a pas encore été réglée. Cependant, cela nécessite peu de ressources et exige des efforts limités. Le travail peut se faire en collaboration avec l Institut de Formation Judiciaire (IFJ) pour la formation des juges nationaux. En outre, l Office européen des brevets offre par exemple des stages pour les magistrats et il existe également la possibilité de suivre des stages auprès de juridictions étrangères.... The necessity of creating a national division of the new Unified Patent Court Executive Summary In February 2013, 25 Member States will sign an Agreement establishing a new system unifying the rules on European patent litigation, brought together under the name Unified Patent Court. This new, supra-national Patent Court will adjudicate for the 25 Member States in disputes concerning the infringement and/or the validity of European patents and Unitary patents. The European Commission would like this Court to begin its work at the beginning of For the reasons outlined below, from the entry into force of this new system it is extremely important both for the outreach of Belgium and for its companies; whether they are large entities, SMEs or spinoffs, universities, research centres, etc; that our country has a local division of the Patent Court: to continue to ensure access at local level to a high quality patent court; to make patent litigation less expensive and at the very least, to keep it affordable; to continue to guarantee proceedings in own language (which is of particular importance for SMEs); to make research and development in Belgium even more attractive to national and international companies; to maintain and develop the expertise of Belgian patent attorneys (patent agents, lawyers, etc.); to attract new innovative players and avoid innovation taking place outside Belgium; to ensure that Belgian judges are amongst the Pool of Judges of the Unified Patent Court; to ensure that a centralised court is established in Belgium for litigation relating to National and European patents; Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 17

12 to generally promote the international reputation of Belgium through a stable legal system of high quality, that creates an optimal environment for investment in innovation and R&D to encourage the creation of direct and indirect jobs in Belgium. Why establish a European Patent Court at European Union level? In February 2013 in Ireland, 25 European Member States will sign an Agreement establishing the Unified Patent Court, a European Patent Court. Along with the establishment of the European Patent Court, a Unitary Patent will be created at European level whereby any patent, once granted, will be valid immediately for all 25 participating Member States (with the exceptions of Spain and Italy). No further translation formalities or payment of national taxes will be necessary. On 12 December 2012, the European Council and the European Parliament approved the two essential regulations required for the implementation of the Unitary Patent. The Unitary Patent and the European Patent Court are a result of the requests from businesses; in particular spin-offs and SMEs, universities, research centres, etc; to have a cheaper and readily accessible patent system in Europe. Currently, the patenting of a product or process in all Member States of the EU is very expensive and complicated. Such patent protection covering all Member States costs the applicant almost 24,000 in terms of translation costs alone 3.Byway of comparison, an American patent valid in all of the states only costs 1,850. This higher cost in Europe is due to the fact that despite the existence of a common procedure for granting patents at the European level (with the European Patent Office in Munich or in The Hague), the applicant does not get a European title. This means that to have valid protection, after the approval of the application, the applicant is obliged to translate the patent into the official language of each country of the EU and to pay validation and annual renewal taxes there. In addition to the issuance procedure, judicial patent litigation is also complex and expensive. When facing a violation of one of its patents (infringement), the patentee is required to initiate legal action in each country in the EU. Not only does this lead to significant additional legal costs, it also induces a risk for the company that conflicting decisions are rendered in different Member States. This situation has occurred in the past, e.g. the cases relating to Epilady razors and Senseo coffee pads. Conversely, it is also true that once the period for opposition to the European Patent Office expires, companies who are faced with patents they believe to be invalid, are forced to attack the validity of these patents separately in each Member State concerned. The Patent Court would provide a solution to this burdensome and complex procedural system. This procedural situation contrasts, for instance, with the applicable laws in the USA, where it is possible to enforce a patent or challenge its validity in a uniform way and via a centralised procedure, with effect in all American states. The objective of the Patent Court is to develop a court competent to decide on the infringement and validity of patents issued in Member States, with effect in all those Member States. The European Patent Court will have jurisdiction both for existing European patents (for which there is only a centralised issuance procedure) and for future Unitary patents (which will consist of actual European i.e. unitary titles). How will the Patent Court function in practice? The European Jurisdiction in patent matters shall consist of a Court of First Instance and a Court of Appeal. The Court of First Instance shall comprise a Central Division, with its seat in Paris and two sections in Munich and London. It will also have various local and regional divisions in the Member States. The central division and the local and regional divisions will have the same status and will all have competence at first instance. The patentee will nearly always have the choice to initiate proceedings in one of the local divisions given the fact that each division on the territory where the infringement or threatened infringement occurred has jurisdiction (for the whole of the Union ). The objective of the Agreement is that each Member State should establish a local division, at national level. Member States may also decide to group themselves together to establish a regional division. Within the local divisions, the national judges will sit with the judges coming from a European Pool of Judges. Any local division dealing with less than 50 patent cases per year (based on the previous three years) shall consist of one national judge and two judges from the Pool. A division with more than 50 patent cases per year shall consist of two national judges and one judge from the Pool. Additionally, upon the request of the parties or upon the initiative of the court, an additional, technically qualified judge may be appointed (also from the Pool of Judges) Thanks to the London Protocol, the full translation of the European patent is no longer needed in each country of the Union. It is however still required in some countries such as Spain, Italy, and Belgium (!). This obviously leads to additional costs. 18 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

13 Belgium s involvement in the Unified Patent Court Following the signing of the Agreement by the 25 Member States of the EU in February 2013, the ratification process will begin. The Agreement will enter into force following the ratification by at least 13 Member States (provided that Germany, the UK and France are included). At the time of ratification, each Member State must indicate whether it wishes to establish a local division. The purpose of this document is to show that it is crucial that Belgium be part of the first group of 13 countries implementing the system and also to show the importance of having a local division that is immediately operational. In order to be ready, it is imperative to begin preparations at national level today. Belgium should have a local division from the outset for the following reasons: 1. Local access to a patent court for Belgian businesses and research institutions In recent years in Belgium, the efforts of various governments have helped boost innovation and the filing of patents for new developments. One of the most important measures taken is the favourable tax treatment of income from patents (the deduction for patent income ) whereby 80% of patent income is exempt from corporate tax. More than half of the companies that benefit from the deduction for patent income are SMEs. Since 2007 and despite the crisis, fiscal policies have increased the number of national and European patents by Belgian applicants. Belgium is currently ranked 15th in the world of countries filing European patents. The number of European patent applications by Belgian applicants totalled 2,467 in 2011, an increase of 4.9% compared to the previous year. Therefore, it is important for these Belgian companies (especially SMEs) not only to acquire patent rights, but also to have access to a local, high quality patent court before which they can defend themselves against the infringement allegations of patent holders (often international companies), or react rapidly to extreme measures taken by patent holders to describe their products and processes in order to obtain evidence of infringement. If patents are only filed in Belgium, without ever being enforced or implemented here, then in the long term, our businesses especially those in the knowledge economy will export their technology to where they will defend or enforce it their patents. Finally, for companies established in Belgium and in particular SMEs, it is a significant advantage that their cases may be examined by a court which has a link to the local market. This is also the case for research centres within Belgian universities. 2. Keep patent litigation costs affordable for businesses If Belgium does not have a local division of the Patent Court, any patentee who wishes to initiate infringement proceedings or any company facing charges of infringement would systematically be forced to go to a foreign jurisdiction. Besides travel constraints, translation costs and practical obstacles, also higher costs of external advisors (patent agents) and lawyers will be added. Neighbouring countries such as The Netherlands, Germany and the United Kingdom have a long tradition of patent case-law, but also have higher fees for advisors and lawyers. In addition, a dual representation by Belgian and foreign advisors could in such case be necessary, which would also increase costs. 3. Access to justice in their own language The language of proceedings before the Court of First Instance follows the rule of the local or regional divisions whereby the language used is the official language of the Member State on whose territory the local or regional division concerned is located. The languages of the Central Division of the Court of First Instance are limited to English, French and German. If Belgium would not have a local division, Belgian parties would be systematically required to appear before the local divisions in other Member States of the EU (before judges of foreign languages) or before the Central Division (which only use English, French and German). For Dutch-speaking companies, this could also potentially mean that - unless proceedings could be before the local division in The Netherlands - they would never be able to assert their rights before the court in the language in which the company is managed. As far as possible, applicants will however be able to make use of this by bringing Belgian defendants before a local division which uses a foreign language. 4. Maintain the attractiveness of Belgium to innovative international companies Thanks to various measures used to encourage research and development (R&D), in recent years Belgium has attracted various international companies to establish, or at least maintain, their research centres in Belgium. Even despite the crisis, these international companies continue to recognize the attractiveness of Belgium for R&D. This is mainly due to the high level of training in Belgium, the favourable tax rates, Belgium s central location, its neutral character and its multilingualism. The figures of Essenscia (the sectorial organization representing the chemical and life sciences sectors) show that for many years, 50% of the total R&D in the private sector in Belgium takes place in the chemical and life sciences sector. In 2011 for instance, more than 2.72 billion was invested in this sector which Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 19

14 alone employs 7,200 people working in research departments. Given the fact that research and the patenting of new developments is well established in Belgium, the possibility to initiate European patent proceedings from Belgium should be offered to these international companies. A patent application often requires technical assistance from the R&D department. For these international companies, the quality of the decisions of the local division will be decisive in deciding before which division they will bring their patent disputes. However, if at the outset a local division would not exist in Belgium, the international companies would systematically be forced to initiate their proceedings in other countries (or before the Central Division). Once these international companies have enforced their patents in other countries, it would be very difficult, if not impossible, to convince them that Belgium could continue to provide the necessary support and stable investment in innovation and R&D (even if a local Belgian division would subsequently be established). Late entry into the system would create the risk that economic actors would have less confidence in the later established Belgian division than in foreign courts with a proven track record. In the meantime, these foreign courts would indeed have gained some expertise and in turn, this would concretely result in having fewer proceedings initiated in Belgium. This would lead to a vicious circle because the judges would have insufficient experience with the Unitary Patent and would have little opportunity to increase confidence in the Belgian division, thus creating an insufficiently stable environment. In the meantime, it will cause a decrease in the level of expertise offered today by patent attorneys such as lawyers and patent agents. Belgium would consequently become less attractive to investors. The absence of a local division would then be a factor encouraging international companies to move their research centres out of Belgium. Conversely, the rapid establishment of a local patent court will not only allow these research centres to stay in Belgium, but it will also serve to attract additional investment and new innovative players. 5. Encourage the Belgian patent practice With the renewed interest in recent years in innovation and patents in Belgium, engineers and lawyers began to specialize in patents. Patent attorneys are engineers or scientists who have passed an exam (organized by the FPS Economy or by the European Patent Office) in order to be able to draft patents and advise in patent matters. They are essential to ensure the quality of patents. The total number of active Belgian patent attorneys has increased by 15% since The number of legal experts (lawyers, corporate lawyers, judges) who are dedicated to patents and intellectual property rights in general has steadily increased in recent years. Having a local division from the outset in Belgium is likely to encourage and promote the Belgian patent practice. Conversely, if no such local division is set up, the expertise built up in recent years may be lost. 6. Stimulation of innovation Innovation is a process in which many actors are involved. The intellectual property rights (such as patents) ensure the protection and return on investment in innovation. In order for there to be innovation in Belgium, the interaction between industry, research institutes, SMEs, government and service providers is important. Innovation and patents are both based on two pillars of the same set, where evaluation and enforcement make up the third pillar, the latter being perhaps the most important one. The final element of innovation, intellectual property protection, is essential and must not be removed due to the risk that innovation itself slows down. This is the reason why many efforts have been made in recent years from different angles to stimulate interaction relating to the protection of intellectual property between industry, universities and service providers to not only increase innovation, but also to enforce it (e.g. Flanders DC, Innovation Centre, IWT, KVIV, LES, Pôles de compétitivité wallons Biowin, Greenwin, Logistics in Wallonia, MecaTech, Skywin, Wagralim, DGO6, Innoviris, UWE, ABE, LIEU (Belgian KTOs network), PROTON and ASTP, etc.). This interaction will eventually disappear if companies systematically have to go abroad for assistance or advice in their patent disputes. A geographical and cultural distance would appear between businesses and their research organizations on one hand, but also between companies and their service providers on the other. If Belgium misses this opportunity and is not immediately ready with its own local division, there is a risk that an unbridgeable gap would be created between Belgium and foreign divisions. The quicker the necessary level of experience is attained, the higher the quality of case-law will be. This will lead to stability, predictability and legal certainty, which are the essential pillars for investment in general and innovation in particular. This confidence in the judicial system will in turn lead to Belgium becoming increasingly a forum of choice for patent litigation. This will not only give a new impetus to the expertise of the judges, but also ensure that the system which will be self-sustaining in the long-term remains affordable. If the quality cannot be sufficiently guaranteed, Belgium runs the risk of becoming the prime forum for the enforcement of questionable patents. In such a case, Belgian companies in every sector of technology would potentially run the risk of being the victims of patents that should never have been granted, while the Belgian patent holders with a strong patent dare not run the risk of submitting their title for consideration by the Belgian 20 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

15 division and would need to go abroad to enforce their rights. 7. The creation of a local division will allow the appointment of Belgian judges in the Pool If Belgium does have a local division, it will also have no judges in the Pool of Judges to serve in other local divisions. Article 13 of the Draft Agreement provides that the Pool of Judges shall be composed of all the judges who sit in the Court of First Instance. This court only consists of local and regional divisions. This would mean that patent holders will never be brought to appear before a Belgian judge sitting in other local divisions (e.g. in neighbouring countries). In this way, the Belgian judiciary will be totally excluded from patent jurisprudence and Belgium will no longer be able to have any influence on patent law. In the long term, the absence of Belgian judges may also have other indirect effects, particularly where the Unified Patent would be completed by national law where appropriate (for example, issues of ownership; license agreement as a means of defence against infringement; and prior personal use exception). If no Belgian judge is in the Pool, these issues of domestic law will have to be decided upon by foreign judges, with all the ensuing consequences. It would also mean that, in the course of their negotiations, Belgian licensors or licensees will find it more difficult to subject their agreements to Belgian law. Also, with regard to prior personal use, it is not inconceivable that a foreign judge would not apply the Belgian national rules in the same way as they would be applied by a Belgian judge. In other words, a Belgian company that would normally be safe under national law may suddenly run the risk that its activities in Belgium are inhibited by a foreign court. 8. Efficiency of centralising patent litigation in Belgium Commercial courts established at one of the seats of the five Courts of Appeal are currently competent over Belgian and European patents litigation. Disputes relating to European patents will now move to the European Patent Court. Given the fact that the Belgian judges who sit in the local division of the European Patent Court will have extensive patent expertise, they could also sit as judges in disputes concerning Belgian patents (including Belgian tiers of traditional European patents for which the patentees have opted out of the unitary system). As a result, the commercial courts will no longer deal with (specialised and often complex) Belgian patents litigation. This will reduce the cost of training and specialisation in the commercial courts. In addition, it is likely that in the preliminary phase of the new European Patent Court, many proceedings will be initiated before the national courts. If the same judges sit both within national courts and within the local division of the Patent Court, an important specialisation can be developed, which will be of benefit to the national courts. This will improve legal certainty for companies specialised in R&D in Belgium and increase their confidence in patent judges. 9. Creation of many direct and indirect jobs in Belgium In addition to all the reasons discussed above, the important thing to keep in mind is that putting in place a local division in our country will have a significant economic impact, particularly regarding employment. Logically, this entails all direct jobs created in the context of the local division operation, ranging from the cleaners to the Registry staff. However, one cannot overlook the creation of many indirect jobs in the transport sector (taxis, airport...), the catering sector, the hotel industry, the retail sector and more generally the consumer and services sectors. The better the local division will operate, the more attractive it will be for patent holders, and the more the impact and economic benefits will be important and interesting for Belgium. Having a local division is therefore a significant investment for the economic future of Belgium. From this point of view, Belgium has a vested interest in having from the outset and as quickly as possible a flexible and efficient local division able to compete with local divisions in other Member States. The economic investment is even more interesting because it is a low-cost investment, given the fact that the unified court system provides for a self-sustaining funding. What needs to be done to have a Belgian local division? Apart from the rapid ratification of the Agreement on the Unified Patent Court, a number of organizational decisions are to be taken at local division level. a) Location of the headquarters: The most logical choice for the seat of the Belgian local division is obviously Brussels. Brussels has a central location, both from a national and international viewpoint, and is easily accessible from abroad by train and air. If the local division has exclusive jurisdiction to hear patent litigation, there is also the option of establishing the division in a location that is easily accessible to the parties (for instance near Brussels International Airport). Thus, the international reputation of Belgium and its patent jurisprudence could increase. The Agreement on the European Patent Court provides that the proceedings documents be communicated, whenever possible, electronically. The Registry of the Court can therefore be very flexible. b) Adopt English in addition to the national languages: In addition to its own national language, a Member Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 21

16 State may decide to designate one or more of the official languages of the European Patent Office (i.e. German, French and English) as an additional official language in proceedings before its local division of the supra-national Unified Patent Court. French and German are already official languages of Belgium. Given the fact that English is the most used language in research and development, it is essential to also include English as an official language of the local Belgian division. It is important that English is designated as a procedural language in order to preserve the attractiveness of the Belgian local division to international companies. There will inevitably be some form of competition between Member States to have proceedings in their local division. Belgium is surrounded by countries with strong traditions in patent law jurisprudence (e.g. Germany, the United Kingdom, The Netherlands). However, because of its location and its general language skills, Belgium may be selected by international companies over other Member States. In order for this to be the case, the English language should be designated as a procedural language as well as French, German and Dutch. Such multilingualism would allow the Belgian division to be unique as compared to other local divisions, and thus make it attractive. In addition, the possibility of having English as the language of proceedings is very important for domestic firms that are sued by the Anglo-Saxon multinationals. Without English as a procedural language, applicants will indeed try to avoid the forum of the seat of the defendant and choose the location of the infringement (i.e. another country where a Belgian defendant may have business) in order to bring the dispute before a local division of another Member State, forcing Belgian defendants to increasingly appear before foreign judges. Finally, given the fact that 80% of European patents are issued in English, it is statistically essential that English be one of the languages of the proceedings before the local Belgian local division. c) Appointment and training of judges: Each division will consist of national judges (permanent) and judges from a European Pool (on a rotating basis). Depending on the number of proceedings per year (more or less than 50), the panel of judges will consist of one or two national judges. In any case, specialised patent judges are necessary. Thanks to the Pool system, it is foreseen that all judges of the Member States are assigned to sit in the Central Division or to local divisions (or regional) in other states. Thus, because of language requirements within the local Belgian division (French, German, Dutch and English) and replacements in case of illness, disqualification or lack of judges, it is required to appoint several judges at national level who may sit within their own division. The strength and attractiveness of the local branch will be largely determined by the quality of its decisions. This is why several Member States have already started the in-house training of judges in patent law. The intention of those Member States is to have all judges ready as soon as the Agreement enters into force. In Belgium, this issue has not yet been settled. However, it requires few resources and limited effort. The work can be done in collaboration with the Judicial Training Institute (IFJ) for the training of national judges. In addition, the European Patent Office offers such courses for judges and there is also the opportunity to take courses from foreign jurisdictions.... Bovenstaande tekst wordt onderschreven door de hiernavolgende personen en organisaties Rechters en raadsheren Nederlandstalige vereniging van magistraten Hof van Beroep van Brussel / Cour d Appel de Bruxelles Hof van Beroep van Antwerpen Rechtbank van Koophandel van Antwerpen Raf Van Ransbeeck Voorzitter Raadsheer bij het Hof van Beroep van Brussel Henry Mackelbert Conseiller Marie-Françoise Carlier Conseiller Else Herregodts Raadsheer Béatrice Ponet Raadsheer Docent UA Samuel Granata Rechter 22 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

17 Universiteiten & TTO s KULeuven IMEC Universiteit Antwerpen (UA) UGent Université Libre de Bruxelles (ULB) Vrije Universiteit Brussels (VUB) Vesalius College Université de Namur Université de Liège TTO Flanders, de organisatie van de technologietransfer organisaties van de vijf Vlaamse universiteiten (Interfacedienst AUHA, Technology Transfer Interface Brussels, UGent Techtransfer, Tech Transfer UHasselt, KU Leuven Research & Development) LIEU ( LIAISON ENTREPRISES-UNIVERSITES) ) qui rassemble tous les KTOs des universités francophones en Belgique Beroepsorganisaties Essenscia (Belgische federatie van de chemische industrie en life sciences) Paul Van Dun KULeuven Research & Development Prof. Marie-Christine Janssens Hoogleraar KULeuven en Hoofddocent HUBrussel Ludo Deferm Executive Vice-President, Head Business Development department, IMEC Hendrik Vanhees Hoogleraar Universiteit Antwerpen en Hoofddocent Universiteit Gent Prof. Ignace Lemahieu Directeur Onderzoeksaangelegenheden UGent General manager TechTransfer UGent An Van den Broecke Operationeel verantwoordelijke en IP & Licensing manager TechTransfer UGent Prof. Didier Viviers Recteur Prof. Pierre Marage Vice-recteur à la recherche et au développement régional, ULB Prof. Andrée Puttemans Doyen de la faculté de droit et de criminologie, ULB Prof. Bruno Van Pottelsberghe Conseiller au recteur et au président pour la valorisation de la recherche, ULB Prof. Kristin Bartik Conseiller au recteur pour la recherche orientée, ULB Prof. Daniele Carati Directeur Département Recherche, ULB Isabelle Lefebvre Directrice TTO, ULB Monique Patte Conseillère juridique TTO, ULB Sonja Haesen VUB Technology Transfer Prof. Bert Mosselmans, PhD Professor of Economics & Philosophy Dean of Vesalius College Yves Poullet Recteur de l Université de Namur Prof. Bernard Rentier Recteur, Université de Liège Michel Morant Directeur du TTO de l Université de Liège Nicole Antheunis Certified Licensing Professional Patent Manager and Senior Lecturer Université de Liège Yves Verschueren Gedelegeerd bestuurder Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 23

18 Beroepsorganisaties BioWin FlandersBio vzw. UNIZO VBO - Verbond Belgische Ondernemingen VIB - Vlaams Instituut voor Biotechnologie VOKA Industrie Axialyze Bioptis Delphi Genetics SA Gesval s.a. KitoZyme Mediline Picarre ProGenosis remynd Secosys s.a. Solvay Trasis s.a. Umicore Zentech s.a. Prof. Yves Henrotin Prof. Georges Daube Prof. Jean-Michel Foidart Philippe Lachapelle Paul Maes Stephanie Misotten Balie Hugo Vandenberghe Advocaten Pieter Callens Steven Cattoor Brigitte Dauwe Sylvie Ponchaut Directrice Scientifique Ann De Beuckelaar, Ph.D Managing Director Karel Van Eetvelt Afgevaardigd Bestuurder Philip Lambrecht Afgevaardigd Bestuurder Johan Cardoen Afgevaardigd Bestuurder Jo Libeer Afgevaardigd Bestuurder Luc Pierre Maes Managing Partner Prof. Didier Serteyn Conseiller Scientifique Cedric Y. Szpirer, PhD Ir. CEO and CSO Michel Morant Administrateur délégué François Blondel CEO Paul Macors Managing Director Michel Caldana Directeur Fabrizio Giannotta CEO Koen De Witte Managing Director Marc Van Droogenbroeck Président du conseil d administration Jean-François Serrier Head of Intellectual Property Jean-Luc Morelle Administrateur délégué Geert Defieuw Director Intellectual Property & Education Jean-Claude Havaux CEO Président du conseil d administration (Artialis s.a.) Administrateur délégué (Synoline s.a.) Conseiller scientifique (Food Safety Consult s.a.) Administrateur (Quality Partner s.a.) Administrateur (Mithra Pharmaceuticals s.a. - Novalon s.a. - Utéron Pharma Technologies s.a. - Themis Holding s.a. - Femalon s.a. - Odyssea Pharma s.a. - Estetra s.a.) (AWEX) Administrateur (Innovatech) Administrateur (euzao s.a.) Director / President (Maes PharmConsult) Merkengemachtigde (Solvay) Stafhouder Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel Advocaat (Eubelius) Advocaat (Hoyng Monegier) Advocaat (Stibbe) 24 I.R. D.I. 2013/1 Intellectuele rechten Droits intellectuels Kluwer

19 Advocaten Bruno De Vuyst Carl De Meyer Geert Glas Bart Goossens Tom Heremans Eric Laevens Paul Maeyaert Véronique Pede Flip Petillion Christophe Ronse Kristof Roox Benoit Strowel Bruno Vandermeulen Ignace Vernimme Olivier Vrins Liesbeth Weynants Advocaat (Janson Baugniet) Plaatsvervangend handelsrechter te Brussel Hoofddocent, Vesalius College Advocaat (Hoyng Monegier) Advocaat (Allen & Overy) Advocaat (GSJ Advocaten) Advocaat (CMS De Backer) Advocaat (Marx Van Ranst Vermeersch & Partners) Advocaat (Altius) Advocaat (Eubelius) Advocaat (Crowell & Moring) Advocaat (Altius) Advocaat (Crowell & Moring) Advocaat (Hoyng Monegier) Advocaat (Bird & Bird) Advocaat (Stibbe) Advocaat (Altius) Advocaat (Hoyng Monegier)... Kluwer Intellectuele rechten Droits intellectuels I.R. D.I. 2013/1 25