Table des matières Sommaire 5 Remerciements 7 Préface 9 Présentation du Vocabulaire des affaires 11 Page «guide» 13 1 Solliciteren La recherche d un emploi 15 1.1 De mensen Les personnes 15 1.2 Profiel van de sollicitant Le profil du candidat 16 1.3 Diensten die je helpen bij het zoeken naar een baan Les services qui vous aident à trouver un emploi 24 1.4 De personeelsadvertentie L offre d emploi 25 1.5 Sollicitatie en cv La candidature et le curriculum vitae 26 1.6 De selectie La sélection 27 1.7 Contract of geen contract Contrat ou pas 29 2 Werk Le travail 31 2.1 Beroep en vak La profession, le métier 31 2.2 Taken en verantwoordelijkheden Les tâches et les responsabilités 31 387
Néerlandais Vocabulaire des affaires 2.3 Soorten werk Les types de travail 32 2.4 Het personeel Le personnel 35 2.5 Werkomstandigheden en sfeer Les conditions de travail et l ambiance 38 2.6 Salaris en voordelen Le salaire et les avantages 39 2.7 Niet op het werk Les absences 41 2.8 Evaluatie en promotie L évaluation et la promotion 41 2.9 Ontslag nemen en geven La démission et le licenciement 43 2.10 Sociale zekerheid La sécurité sociale 44 2.11 Vakbonden, overleg en conflict Les syndicats, la concertation et les conflits 46 2.12 Problemen op het werk Les problèmes au travail 50 3 Werken met computers L informatique au bureau 53 3.1 Algemeen Généralités 53 3.2 De mensen Les personnes 53 3.3 Besturingssysteem Le système d exploitation 54 3.4 Software Les logiciels 58 3.5 Internet L Internet 62 3.6 De hardware Le matériel 67 4 Communicatie: telefoon, e-mail, fax en post La communication par téléphone, courriel, fax et courrier 73 4.1 Communicatie per telefoon La communication par téléphone 73 4.2 Communicatie per e-mail, fax en post La communication par courriel, fax et courrier 83 388
Table des matières 5 Communicatie: presenteren, vergaderen, onderhandelen La communication : les présentations, les réunions d affaires, les négociations 91 5.1 Presenteren: algemeen Faire une présentation : généralités 91 5.2 De spreker Le conférencier, l intervenant, l orateur 92 5.3 Discussiëren en doelstellingen formuleren Discuter et formuler des objectifs 92 5.4 Het publiek Le public 93 5.5 De hulpmiddelen Les moyens, les outils, les supports 93 5.6 De lichaamstaal Le langage du corps 96 5.7 Soorten vergaderingen Types de réunion 96 5.8 De oproeping La convocation 98 5.9 De voorbereiding van de vergadering La préparation de la réunion 99 5.10 De voorzitter en de deelnemers Le président et les participants 100 5.11 De ruimte L endroit, le lieu, le local, la pièce, la salle 101 5.12 De tijd Le temps 102 5.13 De inleiding L introduction 102 5.14 De afronding La conclusion 102 5.15 De sfeer L atmosphère, le climat 105 5.16 Met problemen omgaan Gérer des problèmes 105 5.17 Onderhandelen Négocier 106 5.18 Notuleren Rédiger le procès-verbal 107 6 Zakenreizen Les voyages d affaires 109 6.1 Algemeen Généralités 109 6.2 Documenten en douane Les documents et la douane 112 389
Néerlandais Vocabulaire des affaires 6.3 Het vervoer Le(s) transport(s) 113 6.4 Logies Le logement 116 6.5 Bezienswaardigheden Les curiosités touristiques 118 6.6 Uitgaansgelegenheden Les lieux de divertissement 119 6.7 Plaatsen en plekken Les lieux et les sites 119 6.8 Eten en drinken La nourriture et les boissons 124 7 Economie La vie économique 127 7.1 Algemeen Généralités 127 7.2 Organisaties, associaties, groepen Quelques organisations, associations, groupes 134 7.3 Groei La croissance 135 7.4 Inflatie L inflation 137 7.5 Monetair beleid La politique monétaire 138 7.6 Overheid en overheidsfinanciën Les autorités et les finances publiques 140 7.7 Internationale handel Le commerce international 144 8 Duurzaam ondernemen: socio-culturele dimensie L entreprise durable : la dimension socio-culturelle 147 8.1 Algemeen Généralités 147 8.2 Ethiek, gedrag en waarden L éthique, le comportement et les valeurs 150 8.3 Bevolking en cultuur La population et la culture 152 8.4 Maatschappij La société 153 8.5 Overheid Les pouvoirs publics 161 8.6 Burgerschap en ngo s La citoyenneté et les ONG 170 390
Table des matières 9 Duurzaam ondernemen: de ecologische en economische dimensie L entreprise durable : les dimensions écologique et économique 173 9.1 Ecologie L écologie 173 9.2 De transitie naar een duurzame economie La transition vers une économie durable 194 10 Industrieel management: productiebeheer Le management industriel : la gestion de la production 199 10.1 Algemeen Généralités 199 10.2 De mensen Les personnes 201 10.3 Beslissen en plannen Décider et planifier 201 10.4 Vraagvoorspelling La prévision de la demande 205 10.5 Gereedschap en machines L outillage et les machines 206 10.6 Fabricage La fabrication 209 10.7 Voorraadbeheer La gestion du stock 212 10.8 Kwaliteitscontrole Le contrôle qualité 214 10.9 Veiligheidsvoorschriften Les consignes de sécurité 215 10.10 Beveiliging La protection, la sécurisation 216 11 Industrieel management: magazijnbeheer en transport Le management industriel : la gestion de l entrepôt et le transport 217 11.1 Magazijnbeheer La gestion de l entrepôt 217 11.2 Vervoeren: afleveren en ophalen Les transports : livrer et enlever 222 391
Néerlandais Vocabulaire des affaires 12 Marketing en public relations Le marketing et les relations publiques 231 12.1 Marketing: algemeen Le marketing : généralités 231 12.2 Marktonderzoek L étude de marché, l étude du marché 232 12.3 Strategie La Stratégie 233 12.4 De vier P s: P-product, P-prijs, P-plaats en P-promotie Les quatre P : le P-produit, le P-prix, le P-place et le P-promotion 235 12.5 Public relations Les relations publiques 246 13 Handel Le commerce 249 13.1 Algemeen Généralités 249 13.2 De mensen Les personnes 253 13.3 De distributie en de vormen van verkoop La distribution et les formes de vente 255 13.4 De internationale handel Le commerce international 257 13.5 Kopen en verkopen: stappen Les différentes étapes de l achat et de la vente 260 14 Bank, beurs en verzekeringen La banque, la bourse et les assurances 271 14.1 De financiële markten Les marchés financiers 271 14.2 De financiële sector: spelers in België Les acteurs belges du secteur financier 271 14.3 De financiële sector: toezicht Le contrôle du secteur financier 272 14.4 Bankier en bankkantoor Le banquier et l agence bancaire 273 14.5 Elektronisch bankieren Les transactions bancaires électroniques 273 14.6 Geld en valuta s L argent et les devises 274 14.7 Betalingsverkeer: bankkaarten, overschrijvingen en stortingen, cheques Les transactions financières : les cartes bancaires, les virements et les versements, les chèques 275 392
Table des matières 14.8 Sparen voor particulieren L épargne privée 279 14.9 Krediet aan particulieren: consumentenkrediet en hypothecaire lening Le crédit aux particuliers : le crédit à la consommation et l emprunt hypothécaire 281 14.10 Krediet aan ondernemingen Le crédit aux sociétés 283 14.11 Beleggen Les placements 283 14.12 De beurs La Bourse 288 14.13 Verzekeringen Les assurances 289 15 Financieel management La gestion financière 295 15.1 Algemeen Généralités 295 15.2 De mensen Les personnes 297 15.3 De boekhoudkundige verrichtingen Les opérations comptables 297 15.4 De inventaris L inventaire 298 15.5 Credit en debet Le crédit et le débit 298 15.6 De jaarrekening en het jaarverslag Les comptes annuels et le rapport annuel 299 15.7 Tax Management La gestion fiscale 308 15.8 Analyse van de financiële toestand en waardering van de onderneming Analyse des états financiers et évaluation d entreprise 309 15.9 De budgetbewaking Le contrôle budgétaire 313 16 Een onderneming opstarten en stopzetten La création et la cessation d entreprise 315 16.1 Plaatsen en locaties Les lieux et les sites 315 16.2 De mensen Les personnes 316 16.3 Keuze van de rechtsvorm Le choix de la forme juridique 318 393
Néerlandais Vocabulaire des affaires 16.4 Van plan tot registratie Du plan à l enregistrement 320 16.5 De stopzetting van een onderneming La cessation d une entreprise 329 17 De onderneming: bestuur, structuur (veranderingen) en het statuut van zelfstandige L entreprise : la gestion, la structure et le statut d indépendant 333 17.1 Woorden voor «bedrijf» Les mots servant à désigner une «entreprise» 333 17.2 Organogram: structuur, relaties en mensen L organigramme : la structure, les relations et les personnes 337 17.3 Bestuur L administration, la direction, la gestion 341 17.4 Structuurveranderingen Les changements de structure 342 17.5 Zelfstandigen: sociaal statuut, bewijzen en eisen, huwelijkscontract Les indépendants : le statut social, les preuves et exigences, le contrat de mariage 347 18 Bedrijf en recht L entreprise et le droit 351 18.1 Algemeen Généralités 351 18.2 Bronnen van het recht Les sources du droit 352 18.3 Bronnen van het recht: legaal, illegaal Les sources du droit : légal, illégal 354 18.4 Hoven, rechtbanken en de Raad van State Les cours, les tribunaux et le Conseil d État 355 18.5 Burgerlijk recht Le droit civil 355 18.6 Handelsrecht Le droit commercial 359 18.7 Sociaal recht Le droit social 359 18.8 Fiscaal recht Le droit fiscal 361 18.9 Gerechtelijk recht Le droit judiciaire 362 18.10 Strafrecht Le droit pénal 367 Index 371